Er is veel aandacht door de gecreëerde stikstofimpasse over het wel of niet hebben van een natuurbeschermingswetvergunning als paardenhouderij. Veel ondernemers binnen de paardenhouderij zijn niet in het bezit van deze vergunning.
Dat niet alle ondernemers binnen de paardenhouderij een natuurbeschermings-wetvergunning hebben, hangt samen met het feit dat een vergunning ook niet altijd noodzakelijk is. Er geldt onder andere geen vergunningplicht voor het aspect stikstof als de desbetreffende activiteiten geen depositie veroorzaakt. Ook is er geen vergunningsplicht als de activiteit al bestond op de referentiedatum van het Natura 2000-gebied en sindsdien ongewijzigd is voortgezet.
Daarnaast zijn er ook bedrijven zonder vergunning omdat hun activiteit ten tijde van het PAS was vrijgesteld van de vergunningplicht. Dit was het geval als de stikstofdepositie de toenmalige grenswaarde van maximaal 1 mol/hectare/jaar niet overschreed. Totdat een voorziening voor collectieve legalisering van gerealiseerde meldingen is getroffen, zal er volgens de Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) geen actieve handhaving plaatsvinden. De ondernemers die in het kader van de vrijstellingsregeling een melding hebben gedaan of een meldingsvrije activiteit hebben ontplooid, hebben volgens de Minister immers te goeder trouw gehandeld. De komende maanden zal hieromtrent nog meer duidelijkheid komen.
Met grote regelmaat zit het Landbouw Collectief om tafel met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om uit de gecreëerde stikstofimpasse te komen. In dit collectief zijn via LTO Nederland ook de kleinere dierlijke sectoren, zoals de paardenhouderij, vertegenwoordigd. Er is aandacht voor de bedrijven die niet zijn voorzien van een natuurbeschermingswetvergunning.